portrettenproject Long Stay TBS

Maand: september 2015

Alle zintuigen open

Lac 2, 1/7IX15

Lac 2, 1/7IX15

Lac 1, 1/7XI15

Lac 1, 1/7XI15

Lac is een donkere man, waarmee in het begin van de sessie lastig contact te maken is. Nederlands is duidelijk niet zijn moedertaal, hoewel hij over een grote woordenschat beschikt. Door zijn sterke bril, waarvan de glazen veel licht reflecteren, zie ik zijn ogen bijna niet. Juist het oogcontact is voor mij belangrijk. Daarom zijn de meeste portretten en face. Maar op een raadselachtige manier maakt hij snel een opening:

“Toen ik jou zag, dacht ik dat je mijn oom was… Ben jij Lac en ben ik jou? Dat jij mij bent en ik jou…”

Cryptische woorden, voor mij op dat moment volkomen onbegrijpelijk. Ze sloten wel aan op waar ik zelf mee zat: nog geen twee uur daarvoor was ik gestopt met het werken aan portret Tuc 3 (zie het vorige bericht Langer doorwerken), worstelend met de vraag, wie er nu meer in het portret zit, het poserende model of de schilder. Geconcentreerd op het schilderen, dacht ik daar niet over na. Het is juist mooi als er zo’n raadsel in de lucht hangt. En dat was niet het enige raadselachtige. Als ik aan bepaalde delen van het gezicht werkte, bijvoorbeeld de kin, de kaaklijn, een wang of jukbeen, zei Lac die woorden. Wat ik met de penseel en verf schilderde, beschreef hij tegelijkertijd met woorden. Alsof hij het kon zien gebeuren, wat beslist niet zo was.

Hieronder de twee portretten nog onvoltooid, na de eerste sessie op 1 september. Er samen naar kijkend, gaf Lac zijn commentaar. De inspringende kaaklijn in Lac 2 beviel hem niet, de krullende streekjes van het haar van Lac 1 vond hij veel beter dan de dotjes verf in het andere portret.

Lac 2, 1IX15, onvoltooid

Lac 2, 1IX15, onvoltooid

Lac 1, 1IX15, onvoltooid

Lac 1, 1IX15, onvoltooid

 

 

 

 

 

 

De tweede sessie, een week later, verliep heel anders. Lac stelde voor om anders te gaan zitten. De stoel een beetje gedraaid, het portret in drie kwart in plaats van recht van voren. Ik vroeg hem wel naar mij te kijken. Door de schuine stand was de spiegeling van de brillenglazen verdwenen. Ik kon nu zijn ogen goed zien. Net als de eerste keer benoemde Lac wat ik aan het doen was. Ik verbaasde me er al niet meer over. Na het werken aan Lac 1 een korte pauze. We keken samen naar het portret. Het wit links van de mond was wat te wit naar mijn zin. Terwijl ik dat zie en bedenk dat ik daar nog wat aan wil doen, gaat Lac’s vinger naar dat plekje:

Lac 1, 1/7IX15, detail

Lac 1, 1/7IX15, detail

 

 

 

 

 

 

“Dat wit hier, dat moet weg.”

Op dat moment begin ik iets te begrijpen van dit raadselachtige contact. Het doet me denken aan hoe onze hond de beelden direct uit je hoofd oppikt. Wandel je over een bosweg en bent van plan eens linksaf te gaan waar je anders altijd rechtsaf gaat, de hond doet het al, vóór je ook maar iets laat merken. Denk je alleen het woord ‘links’, dan gebeurt er niks. Je moet het innerlijk voor je zien.

Bij het portret schilderen is dit precies wat ik doe. Kijken naar het model, gewoon met de ogen natuurlijk. En tegelijk bij jezelf naar binnen kijken, want daar resoneert als het ware de persoon die je aan het schilderen bent. Simpel gezegd, het gevoel dat je bij iemand hebt. Als portretschilder exploreer je die naar binnen gerichte zintuiglijkheid. Zo kan het gebeuren, dat er in het portret iets van de ontmoeting, iets van het wezen van die ander, zichtbaar wordt.

Ik vraag hem naar die cryptische opmerking van het begin, dat hij dacht dat ik zijn oom was. Bleek het niet zijn oom te zijn, maar zijn opa (er was meer verwarring van op elkaar lijkende woorden in zijn woordkeus, bijv. wijzend op zijn kin zei hij knie). Lac vertelde dat hij zijn vader en grootvader nooit gekend heeft. Waarmee hij geen verklaring gaf van zijn idee dat ik die opa was. Ik voelde me er wel door vereerd.

Samen besloten we dat na de pauze, voor portret Lac 2, de stoel andersom gezet moest worden. Hij wees daarbij zijn rechter schouder aan:

“Oprecht.”

Weer zo’n heerlijke verwisseling van woorden, ik begon er plezier in te krijgen. Uitgelegd wat oprecht betekent en dat het in dit geval rechts moest zijn. Ik begon ook lol te krijgen in het schilderen van de bril. De glazen reflecteerden het licht niet meer, ik kon  de ogen goed zien. Juist wel dat licht schilderen. Hier zelfs groter dan die bril. Alsof we hier een ziener zien. En dan te weten dat Lac deze sterke bril nodig heeft, omdat hij vanaf zijn geboorte zeer slechte ogen heeft. De bijna blinde ziener.

Lac 1, 1/7IX15, detail

Lac 2, 1/7IX15, detail

Aan de onderschriften bij de portretten is te zien dat ik er aan werkte op 1 en 7 september. Nu meer dan een week geleden. Het raadsel van deze ontmoeting is me de hele week bij gebleven. Er daagt me een vermoeden over wat daar gaande was. Om nu niet in een uitgebreide filosofische beschouwing te verzanden hier wat trefwoorden:

naar buiten én naar binnen kijken, met het hart kijken, alle zintuigen open; zonder oordeel en onbevangen. Lac neemt dat waar. Mythisch bewustzijn, wat was dat ook alweer? De portretten samen gemaakt.

 

Het vorige blogbericht, over Tuc 3, eindigt met een wordt vervolgd.  Hier het vervolg, het voltooide portret.

Tuc 3, 1/8IX15

Tuc 3, 1/8IX15

In dit portret zat ik aan het rechteroog (vanuit mij gezien) te werken. Tuc vertelde op hetzelfde moment over pijn uit zijn kindertijd. Ik zag in dat oog die pijn tevoorschijn komen, weliswaar maar een kleine fractie ervan …      … gestopt met het portret.

“Kijk, wat jij net vertelde, dat verschijnt in dit oog.”

Voor Tuc was er meer dan die fractie van die pijn waarneembaar.

15 september 2015

15 september 2015

Langer doorwerken

Tuc 2, 27VII/25VIII15

Tuc 2, 27VII/25VIII15

Tuc 2, 27VII15, onvoltooid

Tuc 2, 27VII15, onvoltooid

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De eerste sessie met Tuc, vóór de vakantie, leverde twee acceptabele portretten op. Maar de gesprekken met hem riepen het verlangen bij me op langer door te werken. Tuc is beeldhouwer. Hij laat me foto’s van zijn werk zien. Ik ben er van onder de indruk en het is duidelijk dat hij aanvoelt waar ik met de portretten naar toe wil. We hebben het over maat en verhouding. Tuc is een grote man. We praten over kwetsbaarheid, over hoe klein hij in wezen is. Ik wil dichterbij dat wezenlijke komen, door vaker en langer met hem te werken. Het portret abstracter maken, niet omdat het model onherkenbaar moet zijn, maar om dichterbij het wezen te komen. Het portret aan de grens brengen, dat het haast louter verf is. Met Tuc durf ik dat avontuur aan. Heel anders dan wanneer de geportretteerde het schilderij aan zijn moeder wil geven. Ik hou me dan in, veronderstellend dat die moeder geen raad zou weten met een een portret van ‘louter verf’.

Na de vakantie afspraak voor de tweede sessie, met de intentie dat er nog meer zullen volgen. Ik denk daarbij aan Frank Auerbach. De Engelse schilder die honderden sessies door kan werken aan een portret. De verf steeds weer afschrapen en opnieuw beginnen.

Hierboven hetzelfde schilderij, Tuc 2, links na de tweede sessie en rechts nog onvoltooid na de eerste.

Tuc 1, 27VII15, onvoltooid

Tuc 1, 27VII15, onvoltooid

Tuc 1, 27VII/25VIII15

Tuc 1, 27VII/25VIII15

 

 

 

 

Hier ook Tuc 1, het andere portret na de eerste en tweede sessie. ’s Avonds thuis zag ik de foto’s ervan. Mijn plan om er nog lang aan door te werken kwam op dat moment op losse schroeven. Tuc 1, met de ronde vormen, het asymmetrische en Tuc 2,  door de witte penseelstreken monumentaal en ruimtelijk… waarom zou ik daar nog aan verder willen werken?

Toeval of niet, ondertussen had ik ontdekt dat er nu in Bonn een overzichtstentoonstelling van Frank Auerbach is. Afgelopen vrijdag met bevriende collega er naar toe. Zéér onder de indruk. Dus gisteren en eergisteren, met  Auerbach krachtig in mijn herinnering, aan het werk. Me realiserend dat ik vooral mijn eigen koers moet volgen.

Gisteren kwam Tuc voor de derde keer. Niet doorgegaan met de andere portretten, maar aan een nieuwe begonnen, Tuc 3. Eerst een intensief gesprek, met het model en de mensen van de filmploeg. Over Frank Auerbach, zijn verregaande abstractie en vooral de vraag wat in zijn schilderijen zichtbaar wordt. Is dat het wezenlijke van zijn model? Of meer nog het wezenlijke van de schilder?

Zo’n gesprek en dan meteen aan het schilderen, eigenlijk gaat dat niet… na een uur werken wilde ik even pauze, afstand nemen… op de gang sprak een van de arbeidstherapeuten me aan: ‘Wat is er met jou? Is er iets aan de hand? Voel je je wel goed? Je bent helemaal rood… en zo helemaal in jezelf?’ Daardoor realiseerde ik me hoe intensief en inspannend de ochtend geweest was. In het portret, Tuc 3, zie ik dát vooral terug. Het is een portret van mijn eigen inspanning. Zoals de portretten van Auerbach meer over Auerbach vertellen dan over zijn modellen. Een moment om te stoppen. Volgende week verder, wordt vervolgd…

 

Tuc 3, 1IX15, onvoltooid

Tuc 3, 1IX15, onvoltooid

 

1 september 2015

1 september 2015

© 2022 Henk Hage

Thema gemaakt door Anders NorenBoven ↑