Leo 3, 25/26I16

Leo 3, 25/26I16

“Wil je van mij nog een portret maken?”

De vraag van Leo, een stille vriendelijke man van wie ik aan het eind van de zomer al twee portretten maakte, verbaasde me nogal. Omdat hij zo zwijgzaam is, kon ik moeilijk peilen hoe hij dat toen gevonden had. Door deze vraag bleek dat het kennelijk positief geweest was. Eergisteren kwam hij voor zijn derde portret. Op mijn vraag waarom hij nog een portret wil, volgde het eenvoudige antwoord “Ik wil er nog zo een”.

Hieronder links het derde portret, Leo 3,  na één sessie, er naast Leo 2. Een mooi voorbeeld van hoe ‘ik wil er nog zo een’ niet goed uitpakt. Na een uurtje werken vond ik het wel goed, maar gelukkig zag ik al heel snel dat het het helemaal niks was. Een portret zoals ik ze niet wil maken. De vergelijking met Leo 2 ernaast maakt dat duidelijk; de vormen van het hoofd en in het gezicht zijn daar door forse ronde bewegingen ontstaan. Bij Leo 3 heb ik niets van die Schwung. Dus meteen een afspraak gemaakt voor de volgende dag.

links Leo 3, 25I16 en rechts Leo 2, 31VIII/7IX15

links Leo 3, 25I16 en rechts Leo 2, 31VIII/7IX15

Niet alleen doordat hij zo zwijgzaam is, is het lastig om contact te krijgen met Leo. Ook oogcontact is moeilijk, hij knijpt bijna steeds zijn ogen tot spleetjes; heel af en toe gaan die ogen helemaal open, vooral als hij probeerde voorover gebogen om het hoekje te kijken wat ik zat te schilderen. Daarom vroeg ik hem in die houding te gaan zitten. Zo kreeg ik ook nog zicht op de prachtige vormen van zijn kale schedel. En helemaal onmogelijk te schilderen: zijn regelmatig terugkerende lachen, met grote tanden bloot, verlegen tegelijk, alsof hij zich teveel bloot geeft. Stuk voor stuk ingrediënten voor een onvriendelijk portret, terwijl ik van Leo vooral een vriendelijke indruk heb.

Dit brengt me bij de voor het project essentiële vraag: welk verhaal vertellen de portretten als de schilder er niets bij vertelt?

Een antwoord dat ik nooit kan geven.

 

 

26 januari 2016

26 januari 2016