De eerste sessie met Tuc, vóór de vakantie, leverde twee acceptabele portretten op. Maar de gesprekken met hem riepen het verlangen bij me op langer door te werken. Tuc is beeldhouwer. Hij laat me foto’s van zijn werk zien. Ik ben er van onder de indruk en het is duidelijk dat hij aanvoelt waar ik met de portretten naar toe wil. We hebben het over maat en verhouding. Tuc is een grote man. We praten over kwetsbaarheid, over hoe klein hij in wezen is. Ik wil dichterbij dat wezenlijke komen, door vaker en langer met hem te werken. Het portret abstracter maken, niet omdat het model onherkenbaar moet zijn, maar om dichterbij het wezen te komen. Het portret aan de grens brengen, dat het haast louter verf is. Met Tuc durf ik dat avontuur aan. Heel anders dan wanneer de geportretteerde het schilderij aan zijn moeder wil geven. Ik hou me dan in, veronderstellend dat die moeder geen raad zou weten met een een portret van ‘louter verf’.
Na de vakantie afspraak voor de tweede sessie, met de intentie dat er nog meer zullen volgen. Ik denk daarbij aan Frank Auerbach. De Engelse schilder die honderden sessies door kan werken aan een portret. De verf steeds weer afschrapen en opnieuw beginnen.
Hierboven hetzelfde schilderij, Tuc 2, links na de tweede sessie en rechts nog onvoltooid na de eerste.
Hier ook Tuc 1, het andere portret na de eerste en tweede sessie. ’s Avonds thuis zag ik de foto’s ervan. Mijn plan om er nog lang aan door te werken kwam op dat moment op losse schroeven. Tuc 1, met de ronde vormen, het asymmetrische en Tuc 2, door de witte penseelstreken monumentaal en ruimtelijk… waarom zou ik daar nog aan verder willen werken?
Toeval of niet, ondertussen had ik ontdekt dat er nu in Bonn een overzichtstentoonstelling van Frank Auerbach is. Afgelopen vrijdag met bevriende collega er naar toe. Zéér onder de indruk. Dus gisteren en eergisteren, met Auerbach krachtig in mijn herinnering, aan het werk. Me realiserend dat ik vooral mijn eigen koers moet volgen.
Gisteren kwam Tuc voor de derde keer. Niet doorgegaan met de andere portretten, maar aan een nieuwe begonnen, Tuc 3. Eerst een intensief gesprek, met het model en de mensen van de filmploeg. Over Frank Auerbach, zijn verregaande abstractie en vooral de vraag wat in zijn schilderijen zichtbaar wordt. Is dat het wezenlijke van zijn model? Of meer nog het wezenlijke van de schilder?
Zo’n gesprek en dan meteen aan het schilderen, eigenlijk gaat dat niet… na een uur werken wilde ik even pauze, afstand nemen… op de gang sprak een van de arbeidstherapeuten me aan: ‘Wat is er met jou? Is er iets aan de hand? Voel je je wel goed? Je bent helemaal rood… en zo helemaal in jezelf?’ Daardoor realiseerde ik me hoe intensief en inspannend de ochtend geweest was. In het portret, Tuc 3, zie ik dát vooral terug. Het is een portret van mijn eigen inspanning. Zoals de portretten van Auerbach meer over Auerbach vertellen dan over zijn modellen. Een moment om te stoppen. Volgende week verder, wordt vervolgd…