Ant 2, 6VII15

Ant 2, 6VII15

“Al vijfendertig jaar zit ik vast Henk. En weet je hoe ik het vol houd? Alleen dankzij hulp van God”.

Veel zon is er in Ant.  Als ik denk aan hoe lang hij al achter de tralies zit, is het een wonder hoe positief hij is. Het goud-groen, de eerste kleur die ik in een ronde beweging schilder, laat ik misschien wel zo; ik weet nog niet of het portret af is.  Zijn donkere huidskleur maakt het schilderen lastig. Terwijl ik ploeter met kleurkeuze en verf, is er veel licht en lucht in het gesprek (de titel van het portret – Ant –  is de afkorting van het sterrenbeeld Antlia: luchtpomp). Het gesprek gaat over schilderen; Ant heeft veel geschilderd en vertelt daarover:

“Henk, weet je wat je moet hebben voor het schilderen? … Geduld. En, je moet niet nadenken…”

Zeer herkenbaar voor mij en ik voeg er aan toe: “Ja, en wat je ook moet hebben, is een plan. En dat plan moet je vergeten. Niet aan denken terwijl je werkt”. Hij is het er helemaal mee eens.

Het gesprek gaat over lijden, medelijden. En over God:

“Weet je Henk, dat God tussen de mensen is? … Als twee mensen elkaar echt ontmoeten, dan is God daartussen”.

“Je kunt wensen, dat dat ook zo is als iemand naar de portretten kijkt”.

“Ja, dat is zeker zo”.

Deze door Ant zonder schroom uitgesproken woorden doen me denken aan de slotwoorden in mijn zelfportrettenboek Onbewaakte ogenblikken (2006):

… in de ontmoeting van beschouwer en de personen die in mijn portretten te zien zijn, in de ontmoeting van die twee… of misschien wel drie, want de hand en dus de persoon van de schilder is ook nadrukkelijk aanwezig… waar er meer tesamen zijn in Zijn naam… is daar Hij? Dit durf ik slechts beschroomd en stamelend te vragen, doch stellig is dat mijn innigste wens.

Het is niet de eerste keer, bij de portretsessies in dit project, dat ik herinnerd word aan wat ik eerder schreef. Op het moment van schrijven meestal met voorzichtigheid geformuleerd. Bang voor te grote woorden. Ik moet het immers als schilder waar maken. Het is alsof mijn plan, jaren geleden geformuleerd, alweer vergeten nu, zich in het schilderen ontwikkelt. Ook dit schrijf ik met schroom op… ik kan beter wat schilderijen laten zien. Portretten van de laatste twee weken, waarin te zien is dat ik met meer verf werk. Meer verf betekent minder controle.

 

Ori 2, 2/30 VI 15 detail

Ori 2, 2/30 VI 15, detail

 

Mus 2, 29VI15 detail (onvoltooid)

Mus 2, 29VI15, detail (onvoltooid)

 

Mus 2, 29VI/7VII15 detail

Mus 2, 29VI/7VII15 detail

 

Portret Car 2, 7VII15, hieronder, is waarschijnlijk nog niet klaar. Het model wil het zelf pas zien als het helemaal af is. Daarom laat ik maar een klein stukje zien. Car, een oude broze man, bij binnenkomst: “Ik kan niet lang stilzitten hoor. Hoe lang duurt het? Ik houd het niet lang vol hoor”. Mijn antwoord dat het helemaal van hem af hangt hoe lang we werken, stelt hem gerust.  Hij zit stil. Hij zit lang stil, de sessie duurt uiteindelijk twee uur. Twee uur van geconcentreerd werken aan twee portretten. Af en toe wapper ik even met een hand voor zijn ogen: “Ik wil wel leven in je gezicht zien”. Ook Car is duidelijk een religieus man.

“De Heer is mijn Herder, mij zal niets ontbreken. Hij wijst mij te liggen in grazige weiden…”

begint hij luid reciterend te bidden. Onderwijl zit ik loerend naar zijn gezicht te schilderen en zie dat zich daar iets wonderlijks voltrekt. Dat bleke broze gelaat krijgt kleur en leven. Het portret is nog niet klaar… want dát zie ik hier nog niet.

Car 2, 7VII15, detail, onvoltooid

Car 2, 7VII15, detail ( onvoltooid)

 

7 juli 2015

7 juli 2015